De paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing geeft het verband aan tussen de weerstandscapaciteit waarover de gemeente beschikt om niet begrote kosten te dekken en de risico’s waarvoor geen dekkingsmaatregelen zijn getroffen. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht in hoeverre de gemeente in staat is financiële tegenvallers op te vangen, zonder dat dit dwingt tot beleidsombuigingen en/of bezuinigingen.
Niet alle benoemde risico’s zullen zich tegelijk voor gaan doen. Om een inschatting te maken van de benodigde weerstandscapaciteit wordt gebruik gemaakt van de Monte Carlo analyse. Dit is een simulatietechniek waarbij voor een risico 100.000 verschillende scenario’s worden doorgerekend. De benodigde weerstandscapaciteit wordt vervolgens berekend met een zekerheidspercentage van 90%. Dat is het bedrag waarmee we 90% van die scenario’s kunnen dekken en 10% van de scenario’s niet.
Deze simulatie wordt uitgevoerd voor alle risico’s met uitzondering van de risico’s van de grondexploitaties en het sociaal domein. Voor beiden wordt een afzonderlijke simulatie uitgevoerd. Voor het sociaal domein blijkt de reserve sociaal domein toereikend. Het totaal van de andere twee simulaties is de benodigde weerstandscapaciteit en bedraagt ca. € 11,7 miljoen. Dit bedrag is iets lager dan de vorige berekening bij het jaarverslag 2022. Dit is het gevolg van de ontwikkelingen in diverse risico’s.
De totaal beschikbare weerstandscapaciteit is berekend op € 44,2 mln.
De weerstandsratio bedraagt daarmee op het peilmoment van deze begroting derhalve:
Beschikbare weerstandscapaciteit/Benodigde weerstandscapaciteit = weerstandsratio
44,2 / 11,7 = 3,8.
Op basis van onderstaande normtabel ontwikkelt door Naris (voorheen het Nederlands Adviesbureau Risicomanagement (NAR)), is de ratio uitstekend.
Ratio Weerstandsvermogen | Betekenis |
---|---|
> 2,0 | Uitstekend |
1,4 < 2,0 | Ruim voldoende |
1,0 < 1,4 | Voldoende |
0,8 < 1,0 | Matig |
0,6 < 0,8 | Onvoldoende |
< 0,6 | Ruim onvoldoende |
In de nota reserves en voorzieningen is als norm gesteld dat de weerstandsratio ten minste uit moet komen op 1,4 (ruim voldoende). Met een ratio van 3,8 voldoen we daar ruimschoots aan.
De benodigde weerstandscapaciteit op dit peilmoment en rekening houdend met de overige bestanddelen van de beschikbare weerstandscapaciteit, bedraagt de minimum aan te houden buffer binnen de algemene reserve € 7,0 mln. (1,4 x benodigde weerstandscapaciteit van 11,7 minus de overige bestanddelen weerstandscapaciteit (9,3)).
Voor het doen incidentele uitgaven uit de algemene reserve kijken we naast de ratio op het peilmoment uiteraard ook naar het verwacht toekomstig verloop van de reserve.